Carla Dik-Faber: De geborgenheid in onze samenleving

In de nadagen van je leven komen vaak heel veel vragen bij elkaar. Vragen over zorg en afhankelijkheid, over eenzaamheid en zingeving. Over loslaten, gemis en gebrek aan verbondenheid met anderen. We weten dat er in ons land een groep mensen is met het gevoel dat hun leven ‘voltooid’ is.

Ze zijn niet ernstig ziek en ze hebben niet te maken met uitzichtloos lijden en ze kunnen dus ook geen beroep doen op de bestaande euthanasiewet. Maar tegelijkertijd hebben zij, zoals dat heet, wel een actieve doodswens en een wens tot levensbeëindiging. Eerder werd dat wel ‘voltooid leven’ genoemd.

Dat is een pijnlijk besef. Achter deze groep gaan vele individuele verhalen schuil en het is goed dat we vandaag door onderzoek naar dat ‘voltooid leven’ meer te weten zijn gekomen over deze mensen en de zorgen die zij hebben. Het is goed dat we door dat onderzoek, maar ook via verhalen in de mediaen uit gesprekken in onze eigen omgeving meer over hen horen.

De term ‘voltooid leven’

Dan blijkt dat er veel misverstanden over deze mensen bestaan. In het maatschappelijke en politieke debat worden de mensen om wie het gaat wel eens afgeschilderd als autonome burgers die na een geslaagd leven graag regie hebben over hun eigen dood, over ‘voltooid leven’.

Vandaag blijkt opnieuw dat de praktijk weerbarstiger is. De term ‘voltooid leven’ geeft volgens het onderzoek zelfs een te romantische voorstelling van zaken. De onderzoekers hebben geen 70+’er gevonden die zonder te lijden, toch dat gevoel van een ‘voltooid leven’ heeft. En een opvallend groot deel (28%) van de mensen met een wens tot levensbeëindiging heeft deze doodswens al hun hele leven – niet pas sinds ze oud zijn en hun leven ‘voltooid’ is.

Wie zijn zij wel?

De werkelijkheid is dus gelaagder, diffuser, vaak zelfs tegenstrijdig. Ouderen (het onderzoek gaat uit van 55+’ers) met een stervenswens hebben meestal ook een wens tot leven, die voor vier van de vijf ouderen net zo zwaar of zelfs zwaarder weegt dan de wens om te sterven. Hun doodswens kan toenemen of afnemen, afhankelijk van de situatie. En vaak zijn er aanwijsbare redenen waarom de gedachte aan de dood er is: gepieker, gezondheidsproblemen en het gevoel anderen tot last te zijn. Soms zijn er financiële of andere zorgen die de doodswens versterken.

Mensen met een actieve doodswens zijn, kortom, heel verschillende mensen. Mensen met gevoelens, met twijfels en zorgen, met vaak een wens naar een ánder leven. Dat zij een doodswens hebben, is dan vooral omdat zij dít leven niet willen.

Indringend appèl

Als we weten dat veel van deze mensen vooral een wens naar een ánder leven hebben, dan staan we voor de vraag hoe we deze mensen het beste kunnen ondersteunen. Het onderzoek van vandaag is in die zin niet alleen een inzicht gevend rapport om beter begrip te krijgen van de nood achter de doodswens van ouderen die niet ernstig ziek zijn, maar is ook een indringend appèl aan politiek, aan samenleving en aan iedere Nederlander – ieder met zijn eigen verantwoordelijkheid – om werkelijk om te zien naar de naaste. Om bij te dragen aan een samenleving waarin voor iedereen een betekenisvolle plaats is.

En ik besef al te goed dat we niet in staat zullen blijken om alle gedachten aan de dood of al het lijden dat daarachter zit weg te nemen. Ik heb van dichtbij gezien hoe mensen kunnen lijden aan het leven en weet hoe machteloos je je soms kunt voelen.

Tegelijkertijd is er veel dat we wél kunnen doen: goede zorg leveren, eenzaamheid tegengaan, ouderen en ouderdom meer waarderen, zorgen voor goede leef- en woonomstandigheden voor ouderen, meer begeleiding bij vragen over zingeving.

We – als samenleving – zullen met elkaar de uitdaging moeten aangaan om er voor de ander te zijn. Want als we weten dat een stervenswens niet eenduidig is, dan ligt hier onze gezamenlijke verantwoordelijkheid.

Geen makkelijke oplossingen – zoals een pil

Niet dat dat makkelijk is. Het onderzoek van vandaag maakt dan ook duidelijk dat we de vraag achter voltooid leven nooit kunnen oplossen met een ‘wet’ of met een levenseindepil. Ingewikkelde vragen wachten niet op makkelijke antwoorden. Het is niet ‘one size fits all’.

Ook dokters hebben aangegeven de levenseindepil geen goed idee te vinden. Het zou hen opzadelen met een onmenselijke taak: het helpen doden van een gezond mens.

Voorstanders spreken over autonomie en zelfbeschikkingsrecht, maar uit het onderzoek van vandaag blijkt die zelfbeschikking als het gaat om een doodswens erg relatief. Want diezelfde pil is voor een veel grotere groep mensen een levensgroot risico. Zij kunnen hun gevoel van veiligheid verliezen en zich sneller overbodig voelen. Een wettelijke mogelijkheid wordt voor iedereen een optie. Ik herinner mij de vraag van een student, tijdens een politieke jongerenavond van GroenLinks en D66 over dit thema, die vroeg: ‘wie beschermt mij als ik een slechte dag heb?’

Volgens mij is dat wat er op het spel staat. De geborgenheid in onze samenleving. Het lijkt alsof we kwetsbare mensen opgeven, in plaats van dat we er voor hen willen zijn. Het onderzoek noemt het de ‘staatsverplichting’ tot bescherming van kwetsbare personen – die opdracht moeten we héél serieus nemen.

Christenunie – Carla Dik-Faber
© Henk-Jan Oudenampsen
01-02-2020
Samenleving
https://www.christenunie.nl

Christelijk Nieuws
ChristelijkNieuws.nl maakt gebruik van cookies