Bijzonder artikel van twintig jaar geleden: Geheimzinnige ziekte

In het decembernummer van 1999 van het Bijbelstudiemagazine ‘De Bode’, dat werd uitgegeven door Uitgeverij Medema, stond een artikel dat bijzonder opmerkelijk is in het licht van de huidige coronacrisis. De auteur is onbekend. We plaatsen het complete (ongewijzigde) artikel hieronder.

Geheimzinnige ziekte

De dag is voorbij; je rijdt naar huis. Op het radionieuws hoor je een berichtje over een klein stadje in India waar een paar inwoners plotseling, op een vreemde manier, zijn overleden aan een ziekte waar nog niemand ooit van heeft gehoord. Het is geen griep. Drie of vier ­mensen zijn dood. Het is interessant voor de wetenschap, en men stuurt er een paar dokters heen om het te onderzoeken. Je denkt er verder niet bij na, maar als je zondag na de kerk naar huis rijdt, hoor je een nieuw nieuwsbericht op de radio. Alleen zijn het nu geen drie dorps­bewoners, maar ­dertigduizend mensen in de heuvels van het betreffende gebied in India.

Journaal

Die avond is het op de televisie. Het journaal heeft een kort bericht. Niemand heeft nog ooit van deze ziekte gehoord. Als je maandag ’s ochtends wakker wordt, zie je dat het met grote koppen in de krant staat. Maar nu is het niet alleen India. Het is Pakistan, Afghanistan, Iran. Voor je het weet, hoor je dit verhaal overal en men noemt het de geheimzinnige ziekte. De regering doet een oproep om aan die mensen te denken en te hopen dat alles goed zal komen daar. Maar iedereen vraagt zich af hoe de ziekte bestreden moet worden.

Grenzen dicht

Dan komt de president van Frankrijk met een aankondiging die heel Europa opschrikt. Hij sluit de ­gren­zen. Geen vluchten uit India, Pakistan of welk land ook waar de ziekte is gesignaleerd. Die avond kijk je naar het journaal voordat je naar bed gaat. Je hart bonkt in je keel als je hoort van een Franse vrouw op het journaal: ‘Er ligt een man in een ziekenhuis in Parijs, stervende aan de geheimzinnige ziekte.’ Het is naar Europa gekomen. Paniek slaat toe.Voor zover men weet, merk je pas na een week dat je de ziekte hebt. Vervolgens heb je vier dagen lang vreemde ­verschijnselen. Daarna ga je dood. Engeland sluit zijn grenzen, maar het is te laat. Ook daar slaat de ziekte onverbiddelijk toe.

Geen vluchten meer naar Amerika

Het is dinsdagochtend wanneer de president van Amerika de volgende aankondiging doet: ‘Geen vluchten meer uit Europa en Azië, omdat er een gevaar voor de volksgezondheid dreigt. Als je familie­leden daar zijn, jammer. Ze kunnen niet hier komen voordat we een medicijn voor deze ziekte hebben gevonden. Binnen vier dagen is de hele wereld in een onbeschrijfelijke paniek verzeild. Mensen verkopen maskertjes voor je gezicht. Mensen vragen zich af wat er gebeurt als de ziekte bij hen uitbreekt. Dominees zeggen dat het een straf van God is. Woensdagavond ben je in een gebedsdienst in de kerk, als iemand binnenrent en schreeuwt: ‘Zet de radio aan! Zet de radio aan!’ De mensen in de kerk luisteren naar het radiobericht: twee mensen liggen in het AMC Amsterdam; ook zij zijn stervende aan de geheim­zinnige ziekte. Binnen een paar uur weet iedereen in het land het. Wetenschappers werken vier­en­twintig uur per dag om een tegengif te vinden. Niets werkt. Overal in Nederland sluipt de ziekte naar binnen. Groningen, Arnhem, Maastricht, Eindhoven. Ook in Amerika is de ziekte inmiddels uitgebroken.

De code is gebroken

En dan plotseling is er een bericht op het nieuws. De code is gebroken. Er kan een remedie worden ge­vonden. Een antigif kan worden gemaakt. Het moet gemaakt worden van een monster van het bloed van iemand die nog niet geïnfecteerd is met de ziekte. Op alle radio- en televisiezenders worden mensen opgeroepen om naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis te gaan om hun bloed te laten testen. Mensen gaan massaal naar de ziekenhuizen om gehoor te geven aan de dringende oproep.

Vingerprikken

Als jij en je familie op de late vrijdagavond in het ziekenhuis aan­komen, staan er lange rijen. Verpleegsters en dokters doen vingerprikken en plakken labels op de monsters. Je vrouw en kinderen zijn al geweest. Er wordt je gevraagd te wachten tot je naam wordt afgeroepen en je naar huis mag. Je staat daar maar, bang – met je buren, je familie. Je vraagt je af wat er in ’s hemelsnaam aan de hand is en of het einde van de wereld in zicht is.

Plotseling komt er een jongeman het ziekenhuis uitrennen. Hij schreeuwt en zwaait met een papier. Hij roept een naam. Je kunt het niet verstaan. Opnieuw roept de jongen. Dan trekt je kleine zoontje aan je jas en zegt: ‘Papa, dat ben ik!’ Voor je het weet, pakken ze je zoon en nemen hem mee naar binnen. ‘Een ogenblik alstublieft. Hou vol.’ Dan: ‘Het is goed, zijn bloed is schoon. Zijn bloed is perfect. We willen zeker weten dat hij de ziekte niet heeft. We denken dat hij het goede bloedtype heeft.’

Bloedtype van uw zoon is perfect

Vijf gespannen minuten later komen de dokters en zusters naar buiten. Ze huilen en omhelzen elkaar, sommigen lachen zelfs. Het is voor het eerst in een week dat je iemand hebt zien lachen. Een oude dokter komt naar je toe en zegt: ‘Dankuwel meneer, het bloedtype van uw zoon is perfect. Het is schoon, het is helder, we kunnen het antigif maken.’

Hoeveel buisjes bloed?

Het nieuws verspreidt zich als een lopend vuurtje. Iedereen juicht en is blij. Dan komt de oude dokter naar jou en je vrouw toe en zegt: ‘Mogen we u even spreken? We realiseerden ons niet dat de donor een minderjarige zou zijn en u moet uw handtekening zetten.’ Je begint te tekenen, als je ineens ziet dat het aantal buisjes bloed dat afgenomen moet worden, niet is ingevuld. ‘Hoe hoeveel buisjes?’

Voor der wereld

Dan verdwijnt de glimlach van de oude dokter en hij zegt: ‘We hadden er geen idee van dat het een klein kind betrof. We waren niet voorbereid. We hebben het allemaal nodig!’

‘Maar, maar u begrijpt het niet…’

‘We hebben het over de wereld nu. Teken alstublieft. We… we hebben het allemaal nodig!’

‘Maar kunt u hem geen bloedtransfusie geven?’

‘Als we schoon bloed hadden, zouden we het doen. Wilt u tekenen? Alstublieft?’

In verstomde stilte teken je. Dan zeggen ze: ‘Wilt u nog een moment met uw zoon, voordat we beginnen?’

Wat gebeurt er?

Kun je teruglopen? Kun je terug­lopen naar die kamer, waar hij op een tafel zit en zegt: ‘Papa? Wat gebeurt er?’ Kun je zijn handjes pakken en zeggen: ‘Kindje, ik houd van je, en ik zal zorgen dat er nooit iets met je gebeurt dat niet absoluut noodzakelijk is, begrijp je dat?’ En als die oude dokter terugkomt en zegt: ‘Het spijt me, we we moeten beginnen. Overal op de wereld sterven mensen’ – kun je vertrekken? Kun je weglopen terwijl je zoontje vraagt: ‘Papa? Papa? Waarom, waarom heb je mij verlaten?’

Ceremonie

En dan, de volgende week, als ze de ceremonie houden om je zoontje te eren, terwijl sommige mensen ge­woon liggen te slapen, en som­mige mensen niet eens komen omdat ze gaan picknicken bij het meer, en anderen komen met een schijn­heilige glimlach, alsof het ze iets kan schelen! Je zou willen op­springen en zeggen: ‘MIJN ZOON STIERF VOOR JULLIE! KAN HET JULLIE DAN HELEMAAL NIET SCHELEN?’

Is dat wat GOD wil zeggen? ‘MIJN ZOON STIERF VOOR JULLIE! WEET JE NIET HOE BELANGRIJK HET VOOR ME IS?’

‘Vader, nu ik het door uw ogen zie, breekt mijn hart. Misschien kan ik nu een klein beetje beginnen te begrijpen hoe ongelofelijk veel U van ons houdt.’

Dit artikel is afkomstig uit het decembernummer van het Bijbelstudiemagazine Bode van 1999.

Foto: Microscoopbeelden van bloedcellen © Henk-Jan Oudenampsen

Redactie christelijknieuws
© Henk-Jan Oudenampsen
24-03-2020
Evangelisatie

Christelijk Nieuws
ChristelijkNieuws.nl maakt gebruik van cookies